Zijn naam wordt steevast in verband gebracht met dat ene woord. En zijn naam valt behoorlijk vaak in de media. Toch spreekt hij zelf maar bar weinig. Ja, over voetbal. Maar een diepte-interview met Giovanni van Bronckhorst is net zo moeilijk te vinden als een verdwaalde dodo op de Coolsingel. “Dit is denk ik mijn tweede interview, ja. Het hoeft van mij niet zo nodig. Ik houd werk en privé graag gescheiden.” Hij blijft dan ook moeite houden het achterste van zijn tong te laten zien. (foto: Rick Arnold)
Als hij geen profvoetballer was geworden, was Giovanni van Bronckhorst piloot geweest, zegt hij. Al vanaf het moment dat hij met zijn ouders voor het eerst een vliegtuig binnenstapte, hij was zeven jaar en ging naar Benidorm op vakantie, fascineert het hem. “Stoer. Spannend. En ook een beetje eng”, herinnert hij zich zijn eerste vlucht. Dat gevoel is nooit helemaal verdwenen, glimlacht hij. En toch trekt het vliegen hem nog altijd. Hij heeft in vluchtsimulators gezeten en mag soms een kijkje nemen in de cockpit. Met een verontschuldigende blik in zijn ogen: “Een voordeeltje als je bekende Nederlander bent.”
Het is nogal een verschil met profvoetballer worden natuurlijk. Dat grote doel in zijn leven dat er al was voor hij ooit een voet in dat vliegtuig zette. In het tv-programma ‘De Wandeling’ memoreert hij aan het trapveldje bij hem achter. Een veldje van een meter of dertig lang met twee houten doeltjes, waar hij urenlang, dagenlang, in zijn eentje de bal van doel naar doel schoot. Almaar oefenen, almaar werken aan zijn balgevoel en zijn schot. Op de zaterdag speelde hij bij voetbalvereniging Linker Maas Oever (LMO), naast Varkenoord en in de schaduw van De Kuip.
Dat doel in het leven is belangrijk voor hem. Zijn toekomst: het natte gras van De Kuip. “Daar deed ik alles voor”, stelt hij zelf nuchter vast. Zeker toen zijn talent voor de bal eenmaal opviel bij ‘de buren van LMO’, het grote Feyenoord. Het ventje dat op het trapveldje achter zijn huis begon, vond zichzelf al snel terug in De Kuip. Ook daar legde hij een tomeloze inzet aan de dag. Trainen, trainen en nog eens trainen, deed hij. Van zijn ouders moest hij naar school blijven gaan, wat hij braaf deed. Maar wie Giovanni buiten de klaslokalen zocht, hoefde maar op zoek te gaan naar gras. Het doffe tikken van een bal tegen zijn schoenen als de soundtrack van zijn jonge jaren.
Het is bekend dat al die duizenden uren oefenen hem veel gebracht hebben. Na het afronden van de HAVO nam zijn profcarrière een vlucht. In 1993 debuteerde hij bij Feyenoord 1. Met de clubs waar hij daarna speelde – Glasgow Rangers, Arsenal en Barcelona – won hij zo ongeveer alles wat los en vast zat. In Barcelona kreeg hij de bijnaam Gio, omdat zijn volledige naam voor de gemiddelde Spanjaard een brug te ver bleek, en hij werd er door Lionel Messi bestempeld als beste verdediger ter wereld. Op de vraag wat dat met hem doet, haalt hij zijn schouders op. Het gaat toch niet om de veren die een ander je toestopt, lijkt hij te willen zeggen. “Je moet er gewoon elke week staan. Alles geven wat je in je hebt. In het voetbal ben je zo goed als je laatste wedstrijd”, is zijn bescheiden repliek.
Tot zijn laatste wedstrijd gaf hij alles. En op zijn laatste grote toernooi grifte hij zijn naam voor eeuwig in de harten van het Nederlandse voetbalpubliek – voor zover dat nog niet gebeurd was natuurlijk. Dat was met die ene verwoestende uithaal, het mooiste doelpunt van het WK 2010: de 1-0 tegen Uruguay in de halve finale. Een diagonaal schot over een half voetbalveld. In de ranglijst mooiste Nederlandse doelpunten ooit, moet hij met dit schot wellicht alleen de goal van Marco van Basten tegen Rusland in de EK-finale 1988 voor zich dulden. En, toegegeven, misschien ook de zweefduik waarmee Robin van Persie in 2014 de wrange nasmaak van het verloren WK wegspoelde. Dat die finale in 2010 verloren ging? “Natuurlijk was ik zwaar teleurgesteld. Soms ben je zo dichtbij en er toch zover vandaan. Maar dat is ook topsport. We hebben gestreden tot de laatste fase en het is ons bijna gelukt. Ik kan er niet de rest van mijn leven over inzitten. Alleen de hoofdprijs telt. Nou ja, die hebben we net gemist. Maar ik word er niet meer wakker van dat we niet gewonnen hebben.” Hij kijkt een fractie van een seconde weg en er speelt heel even, en haast onzichtbaar, een meewarige glimlach om zijn mond. “Niet meer…”
Die finale bracht hem ook een van de meest vertederende herinneringen aan zijn lange carrière op het veld. “Op vakantie na de finale kwamen we een jongetje tegen. Hij had de wereldbeker gemaakt van gips, net zo groot als de echte en gekleurd met goud en zo. Het zag er behoorlijk echt uit. Hij gaf die beker aan me en zei: ‘Ik vond dat je het zo verdiend had om te winnen.’ Hoe mooi is het als je zo’n impact kan hebben op zo’n klein ventje?”
Voor iemand die altijd zo duidelijk een doel heeft gehad en dat met zoveel succes heeft weten na te jagen, is anderen hun toekomstdroom laten vinden een logische keuze. En dus start hij, als hij in 2007 terugkeert naar zijn jeugdliefde Feyenoord, met zijn vrouw Marieke de Giovanni van Bronckhorst Foundation. “Ik ben dankbaar voor de kansen die ik gekregen heb. Daar wilde ik iets voor terugdoen. Ik was voetballer. Dat is een droom die vaker niet dan wel uitkomt. Maar ook als je droomt van een maatschappelijke carrière als bakker of brandweerman, moet je daar naartoe werken. Ondersteuning in het vinden van die droom, kinderen op weg helpen om de eerste stappen te zetten in de richting van hun toekomst, dat kan ik met mijn foundation bieden.”
Onderdeel van zijn stichting is SV Gio, een naschools traject waarin kinderen uit groep 7 en 8 van de basisschool sport en onderwijs krijgen. “Die belangrijke leeftijd dat zij overstappen naar de middelbare school”, legt Giovanni uit. Hij ontspant iets, zijn schouders laat hij wat zakken. De zojuist afgewerkte training van Feyenoord zakt langzaam uit zijn lijf en hij komt los. Straks moet hij op de foto, waarvoor hij twee maatpakken meegenomen heeft. Nu zit hij nog in een donkere trainingsbroek en grijze coltrui en kan vol passie vertellen over zijn werk met jonge kinderen.
“Op deze leeftijd moeten zij voor het eerst richting kiezen. Maar veel kinderen hebben geen duidelijk beeld van hun toekomst. Sterker, in onze stad heeft deze groep leerlingen de grootste leerachterstand van allemaal. Zij kunnen het zich helemaal niet permitteren om over hun toekomst na te denken; ze hebben meer directe problemen op school.”
De ontdekkingstocht die Giovanni hen laat maken, begint voor hem bij het kweken van zelfvertrouwen en zelfbewustzijn. “Daar ligt in mijn ogen de basis voor succes op school.” Hij krijgt vuur in zijn ogen en leunt voorover om zijn woorden kracht bij te zetten. “Het maakt niet uit waar je naar wilt streven, als je er maar in gelooft en ervoor gaat. Het is trouwens een hardnekkig vooroordeel dat ik de kinderen tot voetballer opleid. Ik laat ze kennismaken met sport. Maar al te vaak moet een kind het doen zonder lidmaatschap van een sportclub. Zij missen dat sociale contact buiten school, het bewegen en werken in teamverband. Dingen die ik op mijn zevende al leerde toen ik bij Feyenoord begon. Maar ik heb zelf gemerkt dat dit stuk voor stuk elementen zijn die je nodig hebt in je carrière. Sport biedt je belangrijke lessen voor het leven. Dat mag niemand missen. Het geeft je zelfvertrouwen en discipline. Dus ja, we geven sportles. Boksen, voetbal, basketbal.”
Maar bovenal krijgen de kinderen onderwijs. “Wij hebben vijf begeleiders op iedere groep van vijftien leerlingen. In een normale klas heb je tot wel dertig kinderen op één docent. Wij bieden gewoonweg veel meer begeleiding. Alleen daarom al komen kinderen bij ons verder: de aandacht is groot en heel specifiek gericht op wat elk individueel kind nodig heeft. Dat doen we in overleg met de scholen: zij kennen de kinderen het beste. Zij weten waar de achterstanden liggen.”
Een programma bij SV Gio duurt twintig weken. “We eindigen met een opstel waarin ze aangeven wat ze willen worden.” Giovanni kijkt timide om zich heen. Weer is daar in een fractie van een seconde die inkijk in zijn ziel. Zijn houding verraadt dat hier het moment ligt waarop hij het sterkst voelt waarom hij dit werk doet naast zijn baan als trainer van Feyenoord. “In die opstellen zie je wat ze denken en waar ze over vijftien jaar willen staan”, straalt hij. “Ik zie vaak in de opstellen dat een kind iets wil doen voor anderen. Laatst een opstel van een meisje met een gehandicapt broertje. Ze wilde een beroep waarbij ze de ruimte had om voor haar broertje te blijven zorgen. Natuurlijk lees ik ook over geld verdienen en in snelle auto’s kunnen rijden. Maar zoiets als dat meisje… Ja, dat raakt me het meest. Dan lees ik hoe zo’n kind in elkaar zit, wat er in haar omgaat en hoe sociaal zij en al die kinderen die we helpen, zijn.”
Natuurlijk heeft hijzelf invloed op de kinderen bij SV Gio. “Ik zag als voetballer al hoe je mensen kunt raken. Als je een beetje oplet, dan zie je gewoon hoeveel impact je kunt hebben door met een knikje gedag te zeggen, door een hand te geven of een handtekening te zetten. Ik kon mensen zo makkelijk bereiken, zeker kinderen. Het voelde gewoon niet goed meer als het bij dat knikje en die krabbel zou blijven. Ik moest er iets mee. Mijn vrouw komt uit het onderwijs en ik heb altijd gesport. De combinatie was snel bedacht maar het heeft nog een paar jaar geduurd voor we het goed op papier hadden. Dat geeft niet. Ik was als voetballer een voorbeeld en ben dat als hoofdtrainer ook weer. Daar doe ik nu iets voor terug en dat voelt goed.”
Als hij daar zo zit, spreekt de passie voor sport en voor het helpen van anderen uit alles; zijn houding, zijn gebaren. Toch houdt hij ook altijd iets van terughoudendheid. Giovanni van Bronckhorst is liever de stille kracht op de achtergrond dan de schreeuwlelijk die anderen voortjaagt. Langs het veld is hij rustig en beheerst, windt zich hooguit heel even op en keert dan weer terug in zijn rol als heer. Hij plaatst liever anderen op de voorgrond, is boven alles bescheiden. Gio is misschien wel de meneerste meneer van alles dat Feyenoord ademt.
Wie hem kent, weet waar dat vandaan komt. Zijn ouders, de mensen die hem door dik en dun hebben gesteund. Als zij hem iets bijgebracht hebben dan is het wel respect voor anderen. “Ik was natuurlijk compleet afhankelijk van ze. Zeker in het begin. Mijn ouders hebben mij altijd overal naartoe gebracht. Ik heb één jonger zusje. Ook zij werd overal mee naartoe gesleept. Het leven stond in het teken van haar broer. Dat is voor haar, maar ook voor mijn ouders, niet altijd makkelijk geweest. Toch lieten ze me zo ook zien dat je hard moet werken. Dat je offers moet brengen. Mijn jeugd bestond uit school en voetbal. Dat was het. Ik kwam altijd laat thuis en ging dan na het eten nog mijn huiswerk maken. Als twaalfjarig jochie ging ik in mijn eentje met het openbaar vervoer heen en weer naar Feyenoord. Het was vooral heel veel plannen: je hebt een soort idiote discipline nodig om zo te leven. Om het vol te houden.”
Maar hij is ook eerlijk: “Als niet alles in het teken had gestaan van mijn droom, zat ik hier nu niet als geslaagd voetballer en trainer van de mooiste club van Nederland.”
Hij lacht bij de vraag of zijn zus het hem ‘vergeven’ heeft. “Ik weet niet of je het zo moet noemen, hoor. Wel weet ik dat we heel hecht zijn. Ik kan goed met mijn zusje praten over onze kinderjaren. Wat het met haar deed dat alles om mij draaide. Ze is nu kapster en heeft een eigen zaak, een vriend en drie fantastische kinderen. Ook zij heeft haar droom kunnen waarmaken.”
Giovanni wil de belangrijke momenten en ervaringen in zijn leven delen met zijn familie. In een profiel in NRC Handelsblad (21 oktober 2016) vertelt vader Van Bronckhorst trots dat zijn zoon de dag na de winst op Manchester United gewoon thuis kwam eten. “We doen alles met elkaar. We eten één keer in de week gezamenlijk, met Pasen en kerst zijn we bij elkaar en we gaan weekendjes weg. Familie en mijn gezin zijn mijn allerbelangrijkste bezit.”
“Ik denk ook dat ik het daarom zo afscherm. Dit is privé. Mijn veilige haven waar de schijnwerpers even niet aanstaan en waar ik met mijn familie ben zonder dat de rest van de wereld bij me binnendringt. Feyenoord, de media, het hele circus van bekend zijn. Dat is de ene kant van mijn leven. De andere kant is thuis. Daar vind ik rust om te genieten van een goed glas wijn of een inspirerend boek te lezen. Daar ben ik gewoon de vader, de man, de vriend.”
En hij probeert ook gewoon vader te zijn voor zijn zoons Joshua en Jake. Ze naar school en de sportvereniging te brengen. Hij kijkt op, grinnikt: “Ja, ik doe alles wat een normale vader ook doet. Dat is voor mij makkelijk, ik ben wie ik ben. Maar ik merk soms dat er naar me gekeken wordt. Ik kan wel ‘uit’ staan, maar op dat moment ben ik nog steeds de trainer van Feyenoord en de oud-speler van dat doelpunt op het WK.
Ik kan die twee rollen goed scheiden maar de rest van de wereld is daar niet altijd even goed in. En ik begrijp dat wel; het hoort erbij. Natuurlijk zijn er momenten dat ik wil genieten van mijn kinderen. Dat ik gewoon op school wil meewerken als vrijwilliger. Och ja, het is niet anders en ik zeur er absoluut niet over. Aan het publiek heb ik mijn carrière te danken. Ik blijf dus altijd toegankelijk voor mensen, ook al houd ik het soms wel een beetje af. Doe je dat niet, dan heb je nooit rust.”
Na zijn vele omzwervingen over de wereld, keert Giovanni met zijn gezin terug naar zijn geboortestad Rotterdam. “Tja”, glimlacht hij. “Ik wilde mijn carrière beëindigen bij Feyenoord. Dat zat al in mijn hoofd toen ik naar Glasgow Rangers ging. Ik heb een fantastische tijd gehad, belangrijke prijzen gewonnen en mooie toernooien gespeeld. Maar het gevoel dat we terug moesten naar Rotterdam, was er altijd. Het was ook genoeg geweest. We wilden terug naar onze familie en vrienden en bij Feyenoord in de buurt zijn. Ik ben een gevoelsmens. Zo voelde het, dus zo deed ik het. Niet teveel over nadenken en gaan. Zo zit ik in elkaar.”
Hoewel zijn roots in de Molukken liggen, voelt Gio zich een Nederlander. “Je ziet het vaker: kinderen met verschillende etnische achtergronden zijn geaard in de wereld waar ze leven maar zijn zich zeer bewust van hun afkomst. Dat heb ik ook. Mijn opa en oma zijn in de Molukken geboren. Dat draag ik ook in me. Ik ben trots op mijn achtergrond en op mijn volk.”
Die trots voelt hij ook heel sterk voor zijn opa en oma, die het niet makkelijk gehad hebben. “Mijn opa was KNIL-militair en kreeg dus gewoon het bevel zijn eigen land te verlaten. Van de ene op de andere dag werden hij en zijn vrouw uit hun omgeving getrokken en duizenden kilometers verderop gedumpt. ‘Ga hier maar een nieuw bestaan opbouwen, succes ermee.’ Ze kwamen terecht in de barakken van Kamp Westerbork vanwaar de Joden in de Tweede Wereldoorlog werden gedeporteerd. Mijn moeder is geboren in de barakken. Voor haar ouders waren hun kinderen het allerbelangrijkste. Ze hebben geknokt en het is ze uiteindelijk gelukt. Met alle mogelijkheden die ik en mijn familie daardoor gehad hebben.”
Er werd niet over gepraat in huize Van Bronckhorst. “Molukkers zijn sowieso heel gesloten en praten al helemaal niet graag over die periode. Toch vormt het verleden van mijn opa en oma en dat van mijn moeder ook mij. Vooruit kijken naar de toekomst. Niet opvallen maar presteren. We passen ons aan. Molukkers gaan voorop in de strijd. Dat heb ik ook in me. Dat heeft mij ook gevormd.”
Die prestatiedrang nam Giovanni mee naar het voetbalveld. “Voetbal is enorm prestatiegericht. En ik merk ook nu nog dat het effect op me heeft. Ik ben het zolang gewend geweest om met een strenge discipline te leven. Als we bijvoorbeeld met het vliegtuig op vakantie gaan, dan moet alles in een strak tijdschema gebeuren.”
Met zijn gedachten bij zijn zoons weet hij heus dat dit niet altijd matcht met de gang van zaken in een gezin. “Ik zie ook wel dat het soms helemaal nergens voor nodig is. Maar ik krijg het in mijn lichaam: zo laat moeten we dit doen en daarna dat. En als het niet precies zo gebeurt, raak ik een beetje uit balans. Als wij op reis gaan, ben ik even niet de leukste vader. Alles moet tak-tak-tak.” Hij schiet in de lach: “Ik kan echt genieten van onze vakanties, hoor. Als we eenmaal onderweg zijn, kan ik het laten gaan.”
En natuurlijk, al is het leven als coach totaal anders dan als voetballer, die discipline en prestatiedrang heeft Giovanni nog elke week nodig. “Ook als trainer wil ik het maximale halen. Succes hebben. Dat is mijn drive die ik over wil brengen op mijn spelers. Ik ben altijd kalm en rustig, maar ik heb ervaring als speler en weet dat niets vanzelf komt. Daarbij: in het voetbal ben je van veel factoren afhankelijk maar slechts eentje daarvan kun je beïnvloeden: jezelf. Zorg dat je met visie werkt en houd je aan die visie. Als het goed gaat, maar zeker ook als het slecht gaat. Als je in de spiegel kijkt, moet je naar jezelf kunnen kijken en weten dat je er alles aan gedaan hebt.” Een stuurse glimlach speelt rond zijn mond. Voetbal is soms net het echte leven, lijkt hij te denken.
(publicatie: Gers! magazine – 2016)