Julio Soares

Dat gevoel van saamhorigheid is bij mij gebleven

Als jongste zoon van Kaapverdische ouders komt Julio Soares in 1987 naar Rotterdam. Hij kan goed aarden, maar als Oranje in het daaropvolgende jaar een eindtoernooi wint, wordt hij pas echt verliefd op Nederland. “Het was een magische tijd. Ik had het gevoel dat iedereen gelukkig, blij en onderling verbonden was door het voetbal.”

Julio, als senior projectenadministrateur bij DuraVermeer verantwoordelijk voor de financiële kant van grote bouwprojecten, is niet geboren op de eilandengroep, maar in de Portugese hoofdstad Lissabon. Een verhaal apart, glimlacht hij. “Mijn ouders hebben elkaar op Kaapverdië leren kennen. Mijn oudste broer is er ook geboren. Maar het leven was hard, er was weinig werk. Mijn vader zat op de vaart en was soms maanden van huis. In 1969 ruilde hij het werk als matroos in voor een baan bij Shell Pernis in Rotterdam. Hij ging daar ook wonen. Mijn moeder ging naar Italië om daar als kamermeisje te gaan werken. En mijn broer bleef achter bij mijn oma.”

Het is geen gemakkelijk bestaan, zo ver van elkaar verwijderd. Dus als zijn vader in 1973 zijn moeder ten huwelijk vraagt, stelt zij één voorwaarde: dichter bij elkaar zijn. Al blijft zijn vader wonen en werken in Rotterdam, het gezin verhuist naar Lissabon en zijn vader komt zo vaak als mogelijk langs. In deze stad wordt Julio in 1974 geboren; hij zal er tot zijn dertiende wonen.

Aansluiting

In 1987 komt Julio met zijn moeder, oudere broer en twee jongere zusjes naar Rotterdam. Dan is het gezin voor het eerst structureel samen. “Ik heb veel vriendjes achtergelaten, maar ik vond het ook fijn om hiernaartoe te komen. Ik kwam in een internationale schakelklas waarin je kan wennen aan het Nederlandse schoolsysteem.” Toch is die klas niet de plek waar Julio de taal leert: “Met twee vriendjes ging ik bij Swift Boys in Kralingen voetballen. Dat was lachen, want we kwamen in een divers team en iedereen praatte enkel Nederlands. Dáár heb ik razendsnel de taal geleerd.”

In Rotterdam-West vindt Julio aansluiting bij een grote Kaapverdische gemeenschap. Hier zijn ook veel mensen uit het geboortedorp van Julio’s ouders. “In de jaren 60 kwamen heel veel Kaapverdianen naar Rotterdam om in de haven of de scheepvaart te gaan werken. Door de link naar het dorp en het eiland van mijn ouders, San Nicolao, ontstond er snel een familiegevoel. We kwamen elk weekend bij elkaar. De grap is zelfs: wij waren in Lissabon meer op onszelf aangewezen dan hier in Rotterdam.”

Verschillende achtergronden
Kaapverdianen worden vaak de stille migranten genoemd, stelt Julio. “De generatie van mijn ouders is nederig en dankbaar dat ze de kans kreeg goedbetaald werk te doen in Nederland. In eigen land was dat er niet. Deze generatie roerde zich niet en dat is ook de volgende generaties met de paplepel ingegoten. Ik denk dat Kaapverdianen zich meestal goed geaccepteerd voelen. Tuurlijk, als ik uitging met Kaapverdiaanse vrienden, werden we soms scheef aangekeken of geweigerd in de clubs. Maar ik voelde me zelden een buitenstaander. Dat was in Portugal veel sterker. Daar werd ik voor zwarte uitgemaakt en kreeg ik in de bus te horen dat ik moest opstaan omdat ik niet in mijn eigen land was. In Portugal kon je, komend uit een van de koloniën, écht geen kantoorbaan krijgen. Ik herinner me goed dat we ons in Rotterdam gingen inschrijven en we op het stadhuis medewerkers zagen met verschillende etnische achtergronden. Dat had ik nog nóóit gezien.”

Een jaar nadat het gezin herenigd is, wordt Julio écht verliefd op Nederland. Hij begint te stralen: “Ja, man. In 1988 werden we Europees kampioen. Ik heb me nog nooit zo gelukkig gevoeld. Het was echt ongelofelijk. Iedereen hoorde bij elkaar, zo voelde het voor me. Een enorme verbroedering. Wij liepen met zijn allen naar de stad na die finale en je voelde het gewoon in de lucht: wij horen bij elkaar en wij staan sterk. Mensen hingen op de Lijnbaan in lantaarnpalen. Woonboten in Amsterdam zonken door de mensenmassa die zich erop had verzameld. Dat gevoel van saamhorigheid is bij mij gebleven in al die jaren. Natuurlijk zie ik dat er meer verdeeldheid is tegenwoordig en dat de politiek erop gebrand is tegenstellingen uit te vergroten, maar ik ben echt van dit land gaan houden.”

Toch voelt hij zich ook Kaapverdiaan. Dat voelde hij sterk toen hij, pas in 2008, voor het eerst voet op Kaapverdische bodem zette. “Ik kwam thuis, op de plek waar mijn roots liggen. Ik werd gegrepen door de rust, het lage tempo waarin mensen leven. De eilanden hebben een prominente plek in mij, al heb ik er geen jeugdherinneringen liggen.”

Dankbaar
Na de internationale schakelklas rondt Julio zijn mavo af. Hij gaat naar de meao en dan door naar de Hogere Economische School. Na zijn propedeuse stopt hij, omdat hij zijn ouders niet verder tot last wil zijn. “Mijn ouders werkten keihard om ons een goed leven te geven. Zo hard dat ze er op cruciale momenten soms niet waren. Ik heb ze dat nooit kwalijk genomen, want ik heb veel te danken aan hun harde werken. Maar ik heb ook af en toe helemaal in mijn eentje beslissingen genomen waar ik best met mijn ouders over had willen praten eerst. Zo kon ik een aardig potje voetballen. Ik werd gevraagd om over te stappen van Swift Boys naar Neptunus. Ik heb dat gedaan en heb een jaar of twee in de eerste klasse gespeeld. Maar ik ben vervolgens naar Soccerboys in Bleiswijk gegaan. Dat was heel gezellig maar niet meer zo ambitieus. Achteraf had ik misschien verder kunnen komen in het voetbal als ik, met steun van mijn ouders, andere keuzes had gemaakt.”

Op zijn 36ste stopt Julio met voetballen, maar het blijft toch kriebelen. Via zijn buurman Pascal komt hij in aanraking met RVV Blijdorp. “Ik zei: als je een leuk team hebt, dan houd ik me aanbevolen. Blijdorp voelt goed, divers op een prettige manier. Ik heb nooit bij een club willen spelen waar één etniciteit overheerst. Ik heb dat vroeger op het veld wel meegemaakt, dat er discussie ontstond en er altijd wel iemand was die dan riep: ‘Je bent een racist!’ Dat slaat nergens op en ik voel me daar ongemakkelijk bij.

Toen wij naar Nederland kwamen, heb ik ook bewust gezocht naar de diversiteit van deze stad. Ik heb in verschillende wijken gewoond en ik heb nooit kunnen aarden waar het gemêleerde van Rotterdam ontbrak. Ik zoek diversiteit op en bij Blijdorp vond ik dat. Het is Rotterdams én je komt er alles tegen wat deze stad in mijn ogen mooi en uniek maakt.”

Julio krijgt soms wel de vraag over te stappen naar een andere club, maar dat wil hij niet. Omdat hij bij andere verenigingen minder die diversiteit van de stad ervaart. “Het Rotterdam waar ik me thuis voelde toen ik in West kwam wonen, wat ik voelde in de internationale schakelklas en in teams waar ik als nieuwkomer speelde. Dát is wat ik in dit team en bij Blijdorp ook voel. Het respect naar elkaar, de mogelijkheid alles op een prettige manier te kunnen bespreken. Elkaar in je waarde laten, dat is de crux van deze ploeg. Iedereen weet waar de grens ligt van de ander en we schuwen zelfspot niet. Dat is onze ongeschreven code. We zijn geen familie, maar er is onderling vertrouwen en we zijn altijd als vanzelf bereid om ons aan te passen aan de ander.”

Dit verhaal is verschenen in het boek Samen uit. Samen thuis. van Sander Grip en Marieke Odekerken. Bestel je exemplaar via sander.grip@gmail.com.