Hans van der Burgt

‘Ik had nooit een andere baas nodig’

“Ik was net uit militaire dienst en kreeg een rondleiding over het terrein. Nou, dacht ik, hier ga ik geen kilo zout eten. Maar het mooie is: als je een kans zag en die wilde grijpen, dan kon alles hier.
Ik begon als operator op een kraan in de oven. Maar dat was niet mijn ding, de hele dag alleen in zo’n bakkie zitten. Dat heeft nog geen jaar geduurd, toen werd ik eerste bedieningsvakman. En in de jaren 90 kreeg je een intern roulatiesysteem waarin de operators opgeleid werden tot Productie Vakman Aluchemie, PVA, en je op alle plekken in de fabriek moest kunnen werken. Zo kwam ik op de EVA en later bij de massa en de vormerij.


Vervolgens ging ik met twee collega’s onze oventechnologie in het buitenland in gebruik nemen. Onze ovens staan in Zuid-Afrika, Canada, Nieuw-Zeeland, Australië en Dubai. De mensen die daarop gingen werken, kwamen naar de Botlek voor hun training. Die gaven wij. Dat was een supermooie tijd.
Toen het concern verkocht werd aan Alcan, ben ik overgestapt naar de dagdienst om de opbouw van rookgasreinigers met naverbranding te begeleiden. Maar ja, toen de crisis uitbrak, werd er niets meer gebouwd. Toen ben ik als supervisor op de afdeling massa terechtgekomen. Dat is het mooie van dit bedrijf. Je kon je blijven ontwikkelen, opleidingen doen, alles. Ik had nooit een andere baas nodig.

Vrijheid en verantwoordelijkheid
We staan elkaar bij in lief en leed, dat is het Aluchemiegevoel. En dat is uniek. De sfeer is altijd goed. Natuurlijk krijg je de wind van voren als er iets fout gaat, maar dat gebeurt altijd met een gezamenlijk resultaat voor ogen. We doen het samen. En natuurlijk zijn er wel dieptepunten geweest. Zo stortte de markt voor anodes in en moesten we bezuinigen. Kregen we een organisatiebureau achter ons aan. Ze liepen de hele dag achter je kont aan en gingen dan vertellen hoe je je werk moest doen. Dat was niks, want wij waren vrijheid en verantwoordelijkheid gewend.
Maar goed, die lui kwamen, maar zijn ook weer vertrokken. Wij bleven. En het was altijd hard werken, maar met respect. Na 37 jaar elke dag van Schiedam door de Beneluxtunnel naar hier houdt het op. Ik blijf nog een jaar, maar dat is zo dubbel. Ik moet straks slopen wat we hier met elkaar opgebouwd hebben. Het is doodzonde, want we zijn een familie. Natuurlijk staan we niet elke week bij elkaar te barbecueën, maar we zijn er voor elkaar. En als er iets niet goed gaat, dan klaar je de lucht door even stoom af te blazen en dan ga je weer samen koffiedrinken.

Drie keer in de week brand
Toen ik begon was het af en toe nog wel een cowboybende qua veiligheid. Als er een storing was, zei je: ‘Joh, dat komt morgen wel.’ En dan draaiden we gewoon door. Er zijn periodes geweest dat we drie keer in de week in de brand stonden. We hadden ook een eigen brandweerwagen, een E-one uit de Verenigde Staten. Een kolossaal ding, maar dat was wel nodig. We bleven rijden. We hadden vaker ons brandweerpak aan dan onze overalls. Maar het was wel gezellig. Stond je midden in de nacht met die slang in je hand en als het onder controle was, werden de frikadellen en kroketten aangerukt.
Onze eerste mondmaskers waren van papier. Daar brandde Claus een gaatje in zodat hij kon blijven roken door zijn snuiffie heen. Inmiddels lopen we als marsmannetjes door de fabriek. Het is volkomen terecht dat we niet meer werken zoals toen ik begon. En zelfs met alle maatregelen die we genomen hebben, zouden we geen honderd jaar meer bestaan hebben. Onze fabriek draait op verbranding en dat houdt een keer op met die steeds strengere milieueisen. Maar dat de beslissing in een Noorse of Canadese directiekamer genomen is, voelt zuur. We hadden nog wel tien of twintig jaar state-of-the-art kunnen blijven draaien als er besloten was om te blijven investeren.”

Dit interview is verschenen in het herinneringsboek Wij zijn Aluchemie (december 2021) – foto Marieke Odekerken.