“Ik ben Maria uit Roemenië en ik ben negentien jaar. Mijn oma heeft mij en mijn broertje opgevoed. Mijn moeder woonde in Italië met haar nieuwe vriend. Tot mijn twaalfde kende ik mijn vader niet. Hij belde ineens op en zei dat hij me wilde zien. Ik was dolblij. Ik trok bij hem in, maar dat veranderde mijn leven. Ik was niet meer geïnteresseerd in school en ik begon te roken. Toen werd hij heel boos. Hij zei: ‘Je bent dood voor mij, ik wil je nooit meer zien.’ Ik ben teruggegaan naar mijn oma maar zij was ziek geworden en al het geld ging naar medicijnen. Er was geen geld meer voor andere dingen dus ik moest werken, speelgoed inpakken, in een stadje vijf uur bij mijn oma vandaan. Ik kon bij de eigenaar van de fabriek en zijn gezin in huis wonen.
Ik was toen zestien en hij vond mij leuk dus begon hij me ’s avonds aan te raken. Op een keer kwam hij dronken thuis en kwam naar mijn kamer. Hij begon zich uit te kleden. Toen kwam zijn vrouw thuis. Zij dacht dat we seks hadden gehad. Ze werd heel boos op haar man, ze schold hem uit en zette mij op straat. Ik kon bij een kennis terecht, maar hij bleek heel gemeen. Hij sloeg me steeds, dus ik ben weer teruggegaan naar mijn oma, ook al had zij geen geld om mij te ondersteunen.
Ik kreeg contact met een jongen en werd verliefd. Ik kon bij hem en zijn ouders wonen. Hij bleek een drugsdealer en gebruikte zelf ook. Dat hield hij eerst verborgen maar toen ik zijn drugs vond, zei hij: ‘Nu weet je het dus kunnen we samen gebruiken.’ Zo raakte ik verslaafd. Op een avond kregen we ruzie. Het was zo heftig, dat zijn vader ons het huis uitzette. Mijn vriend eiste dat ik bij hem bleef, want hij vond het mijn schuld dat hij weggestuurd was.
We gingen naar een vriend van hem. Die had een meisje dat als prostituee werkte. Dat bracht mijn vriend op een idee. Hij maakte een website en huurde een studio. Toen dwong hij me als prostituee te werken. Ik mocht niemand weigeren. Ik moest steeds meer werken, steeds meer geld verdienen. En hij werd agressief, pakte al het geld dat ik verdiende af om drugs te kopen.
Op mijn achttiende werd ik zwanger van hem. Ik moest steeds overgeven en kon niet meer werken. Hij vond dat heel vervelend en na vier maanden zwangerschap dwong hij me abortus te plegen. Dat moest allemaal stiekem, niemand mocht het weten. Het gebeurde zonder verdoving. Ik voelde alles, zag stukjes van mijn kindje op de grond liggen terwijl de dokter maar zei dat ik een grote meid moest zijn.”
‘Ik hoorde dat mijn vriend mij verkocht had voor 800 euro’
Maria zit met haar handen samengeknepen en staart naar de grond terwijl ze vertelt. Constant staan er tranen in haar ogen maar ze weigert daaraan toe te geven. Ze wil dit verhaal vertellen zonder een spoor van zwakte te tonen. Het lijkt alsof ze hier, in deze woonkamer op haar geheime verblijfplaats, voor eens en voor altijd af wil rekenen met haar verleden.
“Ik had twee maanden lang bloedingen van de abortus. Toen het bloeden langzaam stopte, stuurde mijn vriend me naar Nederland. ‘Dat verdient goed’, zei hij: ‘Je kunt na een paar maanden stoppen.’ Het meisje dat me opving, werd mijn baas. Zij nam alle telefoontjes aan en verdeelde de klanten over mij en andere meisjes. Maar omdat ik geen Engels sprak, gaf ze klanten steeds aan een ander. Mijn vriend werd heel boos dat ik niks verdiende en dreigde mijn broertje te ontvoeren. Ik was zo bang. Ik huilde elke dag. Om mijn ellende te vergeten, ging ik crack en cocaïne gebruiken.
Op een dag zat ik op de wc en toen hoorde ik een meisje in huis vertellen dat mijn vriend me verkocht had voor 800 euro. Ik schrok zo dat ik een Turkse klant van mij sms’te of ik bij hem kon slapen. Ik voelde dat ik al mijn kracht bij elkaar moest rapen en daar weg moest gaan. Met een smoesje ging ik naar buiten en werd opgehaald. Die Turkse man bracht me naar een hotel.
Hij regelde dat ik bij een vriendin van hem kon wonen. Zij zei dat ik iets van mijn leven moest maken. Zij bracht me in contact met Humanitas. Ik ging erheen, maar al snel daarna hoorde ik dat mijn oma was overleden. Dat brak mijn hart en ik ging terug naar die vrouw. Via haar kwam ik weer in contact met die Turkse man en we kregen een relatie. Ik was gek op hem, omdat hij me gered had. Hij zorgde voor me, kwam elke dag langs, maar toen ik zwanger werd vertelde hij dat hij verloofd was en dat ik het kind niet kon houden. Ik moest abortus plegen, want onze relatie moest geheim blijven.
Ik raakte depressief, ik had het gevoel dat hij alleen maar contact hield om met me te neuken en dat ik niks waard was. Dat was het moment dat ik terug ben gegaan naar Humanitas. Ik heb nu ontdekt dat hij gaat trouwen, dus ik ben helemaal klaar met hem. Ik ben ook gestopt met drugs. Ik laat alles achter me. Via Humanitas kan ik in therapie gaan en aan mijn toekomst werken. Wat ik wil, weet ik niet. Ik ben onzeker over mezelf. Ik vertrouw mensen niet. Ik wil ontdekken wat ik kan en wat ik leuk vind. Misschien theater. Of voetbal. Daar houd ik erg van. Eén ding weet ik zeker. Ik wil mijn kleine broertje hierheen halen om hem ook een goede toekomst te geven.”
Verschenen in het boek Rotterdammers van Humanitas