De geborgenheid van “312”

“Wat moeten we met mannen?!”, roept Tanja als ze naar binnenstapt. “Achter het behang!”, schalt de schoorsteenrokende Dinie, waarna ze samen onbedaarlijk in de lach schieten. Dinie moet er even bij gaan zitten. Op het bureau achter haar staan de dozen filters hoog opgestapeld, op de dikke bus shag ligt zo’n apparaatje uit een grijs verleden waarmee je shag in filters schuift. Dinie, eind zestig, heeft het lijf van een bejaarde vrouw. Versleten, breekbaar. Tien jaar geleden kwam ze bij de Mathenesserlaan 312 aanbellen. Of het Tehuis voor Uitgezworven Zwervers een plekje voor haar had. Tanja, manager van de locatie, kijkt teder naar de fragiele vrouw: “Wie op straat leeft, verslijt zeven jaar van zijn leven per jaar. Op je 45ste ben je bejaard. Maar jij bent niet kapot te krijgen, toch Dinie?” Even lijkt Dinie uit te staan, maar dan kruipt haar blik omhoog en ze krijgt twinkelingen in haar ogen. Met schelle stem: “De duvel wil mij nog niet hebben!” En weer die bulderlach.

Wie denkt dat achter deze voordeur alleen maar ellende schuilgaat, heeft het mis. Het tehuis staat nu bekend als ‘Mathenesserlaan 312’, maar de oorspronkelijke naam uit 2004, toen Humanitas startte met deze voorziening, wordt nog altijd gebezigd door de buitenwereld. Een beetje een geuzennaam, maar de bewoners vinden het denigrerend. Zij hebben genoeg meegemaakt in hun leven en zijn hier nou juist voor de rust en veiligheid die op straat zo ver weg is. Tanja kan zich haar eerste dag maar al te goed herinneren: “Er lag een meneer op de bank in de woonkamer te slapen. Voorzichtig raakte ik zijn schouder aan om te kijken of alles oké was. Het is dat ik zulke goede reflexen heb, anders had hij me met een rechtse directe neergeslagen.”

 

Het zijn de gewoontes van de straat. Als je daar aangeraakt wordt, betekent het 99 van de 100 keer trammelant. Het kost soms maanden om het vertrouwen te winnen van nieuwkomers. Maar wie hier komt, heeft het goed. Neem Bastiaan. Hij hangt op de bank en zapt. De hysterische verspringingen van het tv-scherm lijken hem te kalmeren. Hij neemt een sapje met weinig suiker en vertelt dat hij aan websites schrijft en bouwt. “Beetje SEO en zo.” Daar wil hij zijn beroep van maken en dan zelfstandig gaan wonen – al vindt hij het hier fijn: “Op een schaal tot 10 krijgt de vorige plek waar ik zat een 2 en deze een 8.”

“Oorspronkelijk was dat het idee”, vertelt Tanja. “De afspraak met de gemeente was dat we de oudere daklozen via deze locatie zouden voorbereiden op een leven in een woning. Maar in de praktijk bleek dat onmogelijk. De meeste bewoners hebben psychische klachten en kunnen niet zelfstandig wonen. Hier vinden ze een eigen plek en elke dag drie maaltijden.”

Er is doorloop, al ligt deze met gemiddeld bijna twee jaar heel laag. En sommigen blijven tot het bittere einde. Zoals de oude Mister Green die al maanden niet meer eet. Longontsteking en prostaatkanker. Vandaag is hij voor het eerst sinds weken een ommetje gaan maken. Als hij binnenkomt, staat hij voorover gebogen op de lift te wachten. Even op adem gekomen, vertelt hij op zijn kamer dat het hem goed deed. “Heerlijk om de wind en regen even in mijn gezicht te voelen.” Na elke zin vallen zijn ogen dicht en hijgt hij schrapend. Dan zuigt hij moeizaam een slokje Nutridrink door een rietje. Het lijf wil niet meer. Drinken gaat nog, de medische drank die hem van voedingsstoffen voorziet vindt hij ook nog wel lekker, maar honger heeft hij niet. Eten lukt gewoonweg niet meer. Het lijkt hem niet te deren. Hij zet de tv wat harder, laat zijn hoofd met weelderige grijze haren hangen en zakt zachtjes weg in een diepe slaap.

 

In de keuken beneden staat Annie achter haar fornuis. “Koken is mijn hobby”, straalt ze. Gisteren is haar contract verlengd. “Dat mag ik hier drie avonden in de week als werk doen! Ik vind het mooi dat ik deze mensen kan helpen.” Ze bakt pannenkoeken met dikke schijven ananas op siroop. “Ze lijken het wel lekker te vinden”, lacht ze. “Ik krijg de borden altijd schoon terug!”

Naast haar staat Lien intussen de katten te voeren. Tanja slaat haar armen over elkaar en kijkt naar het tafereel. “Hoe briljant is dat? In een tehuis voor uitgezworven zwervers is de huiskat aan komen lopen; een zwerver. Ze liep zomaar binnen en is nooit meer weggegaan.” Lien, met haar sluike grijze haren en lijzige stem, voert het oude beestje en een van haar jongen malse biefstukpuntjes van de Albert Heijn. “Dat krijg ik thuis nog niet”, grapt Tanja. “En we hebben heus eten voor die beestjes, maar Lien koopt elke dag wat lekkers voor ze van haar eigen kleine beetje zakgeld. Daar voelt ze zich goed bij, dus wie zijn wij er wat van te vinden?” Dat lijkt de mores in dit huis. De bewoners kunnen zelf kiezen. Zo ook Adrie, de stuurs kijkende grijsaard die zijn kunstgebit controleert en zijn jasje rechttrekt voor de foto. “Ja hoor, zij mag me fotograferen”, stelt hij met ondeugende pretoogjes. In een praatje heeft hij geen zin. “Ze heeft me in alle standen gefotografeerd. Ik vind het wel mooi geweest.” Hij pakt de hand van Tanja even vast en weg is hij.

 

In haar ogen weer die vertedering. Eindeloos geduld heeft ze met de bewoners. Stap voor stap wint ze hun vertrouwen en bouwt een band op. Ze wil tot ze doordringen en ze laten voelen dat ze veilig zijn en dat ze hier zichzelf mogen zijn. “Deze mensen hebben zo veel meegemaakt”, zucht ze. “Onvoorstelbaar.”

Een voor een komen de bewoners naar beneden geschuifeld. Ze gaan aan tafel in afwachting van het lekkers van Annie. Ze zitten rustig voorovergebogen, kijken voor zich uit. Stuk voor stuk verzonken in hun eigen wereld. Wat er door die hoofden speelt aan beelden, ervaringen en indrukken uit hun eigen bewogen verleden? We kunnen het ons niet voorstellen. Willen dat waarschijnlijk ook niet eens. Een enkeling kijkt op als we langs de eetkamer lopen. Heel even is er iets van achterdocht in de ogen. Hun instincten van de straat zullen waarschijnlijk nooit helemaal uitdoven. Tijd om in stilte weg te sluipen en “de bewoners van 312” hun eigen domein terug te geven. Dat verdienen ze meer dan wie ook.

(publicatie: Gers! magazine – 2016)

(foto: Marieke Odekerken)