Jager Jan Hoolwerf en natuurbeschermer Wilhelm Bos werken zij aan zij aan de bescherming van de unieke soortenrijkdom in de Eempolder. Zij weten het precaire evenwicht tussen roofdier en prooi in balans te houden. Met een klassiek, oer-Hollands polderlandschap als resultaat. (foto Marieke Odekerken)
De Eempolder is adembenemend Hollands: deze met paadjes en slootjes dooraderde vlakte is een rijkgeschakeerd mozaïek van grassen en gewassen, kort gemaaide veegronden, drassige plassen en akkerranden waar kruiden hoog uitschieten.
Ergens aan de horizon trillen de contouren van Bunschoten en Baarn in de zinderende namiddaglucht van eind mei. Luister. Kijk. Hoor de grutto zijn naam roepen, zie de kievit uit graszomen opduiken en aanschouw de scholekster hoog in de lucht hoekig klappend met zijn vleugels.
Waar de populatie weidevogels zich al jaren in een neerwaartse spiraal bevindt en de roep van tureluur, grutto en kievit steeds zeldzamer wordt, klom de Eempolder uit het dal. Zij dankt haar bijzondere veelzijdigheid aan de samenwerking tussen natuurbeschermers en jagers.
Dat lijkt een vreemd huwelijk, maar wie de tijd neemt en luistert naar beide partijen merkt dat er een gezamenlijk doel is: de variatie van dit karakteristieke oeroude landschap bewaren. Wie in de polder gaat staan en niets anders doet dan luisteren en kijken, snapt de liefde die Jan Hoolwerf, voorzitter wildbeheereenheid De Eem, en Wilhelm Bos, gebiedscoördinator weidevogelcollectief Eemland, voelen voor deze vlakte.
Ze staan gebroederlijk naast elkaar aan de rand van een drassig weiland en wijzen enthousiast naar een grutto die met hangende pootjes overvliegt. “Als ze zo vliegen, de pootjes omlaag en felle kreten uitstotend, dan waarschuwen ze hun jongen voor gevaar”, legt Hoolwerf uit. “En daar, een kievit. Mijn opa kon aan de manier van vliegen zien hoeveel eieren ze hadden.” Bos beaamt: “Hoe meer eieren, hoe dichter een kievit bij de grond vliegt.”
Het Collectief Eemland biedt boeren een vergoeding voor landschapsbeheer. Bos: “Brussel betaalt dat geld aan de provincie. Vroeger gaf de provincie een zak geld aan de boeren, maar nu keren wij het uit. Als lokale groep kennen wij deze omgeving en de boeren die hier werken. Wij weten waar de weidevogels zitten en waar het geld het beste besteed is. Voor boeren is compensatie noodzakelijk, want beheer is kostbaar en winstmarges op bijvoorbeeld melk zijn ongelofelijk klein.”
Het succes van deze aanpak vertaalt zich in klinkende cijfers. Samen met de 94 melkveehouders in de polder, werken 64 vrijwilligers van het collectief aan bescherming van weidevogels. Dat gebeurt via uitgesteld maaibeheer en het beschermen van nesten. Op 24 procent van het polderland maaien de boeren pas in juni. Er zijn vijftig plas-drasprojecten, waar boeren een deel van hun land opzettelijk onder water zetten zodat drassige plassen ontstaan. Het resultaat is een gevarieerd landschap dat weidevogels aantrekt. In 2017 werden 845 nesten geteld; 710 kwamen ook uit.
Dat uitzonderlijk hoge percentage uitgebroede nesten is mede te danken aan de jagers in het gebied, stelt natuurbeschermer Bos: “Zo’n tachtig procent van alle grutto’s broedt in Nederland, wij hebben in mijn ogen een verplichting om deze vogel te beschermen. De jagers hebben een belangrijke taak in het in toom houden van het aantal predatoren in de polder. Natuurlijk gaat vossen schieten tegen mijn natuurinstinct in, maar als je 800.000 euro per jaar uitgeeft om weidevogels te beschermen, kun je niet zeggen: laat ze maar opvreten. In ons land is natuur gereguleerd. Of we dat nou leuk vinden of niet. Doen we niks, dan houden we geen vogel over.”
Hoolwerf steekt een aartje gras in zijn mond en vervolgt: “Er is een overschot aan vossen en kraaien in ons land en dat is een ernstige bedreiging voor de weidevogels. Daarom mogen wij deze dieren schieten met ontheffing van de provincie. Wij moeten intensief jagen om te zorgen voor een gezond evenwicht tussen roofdieren en weidevogels.”
Voorheen werkten jagers en natuurbeschermers minder goed samen. Dat ooit sprake was van water en vuur, spreken beide mannen echter nadrukkelijk tegen. Ze hadden gewoon niet zoveel met elkaar te maken. Tot de ontdekking dat ze meer gemeen hebben dan menigeen denkt. Bos: “Het is ernstig frustrerend als je in een perceel de ene dag acht nesten telt en er de volgende dag nog maar eentje over is. We ontdekten dat jagers ons kunnen helpen bij het beschermen van nesten.”
Hoolwerf: “Ik woon hier al mijn hele leven en kan intens genieten van het landschap. Maar die liefde geldt voor het landschap in al zijn variatie: een polder zonder weidevogels is doods. Ik vind het ook niet leuk als de helft van alle nesten uitgevreten wordt. Het probleem is dat er veel te veel vossen zijn en dat ze jongen hebben als de weidevogels broeden. Beschermers en jagers hebben elkaar daarin echt gevonden. We hebben overleg, spreken elkaar tijdens de barbecue van de jagersvereniging en als zij een vos zien, seinen ze ons in. Door de handen ineen te slaan, kunnen we hier de roofdieren in toom houden. Ik zie ons werk dan ook als beheer, niet als plezierjacht. Wij jagen mét plezier, niet voor ons plezier. Voor dat laatste heb je de schietbaan.”
De heren kijken uit over het drassige gebied. Ze praten over de eenden die op de poelen zwemmen, bestuderen kruidige planten en discussiëren wanneer het perceel waarin ze staan het beste gemaaid kan worden. “De natuur is ons beider belang”, stelt de jager. “Zoals Jan zei, we moeten natuur in ons land reguleren. In mijn achtertuin lopen zes kippen. Dat gaat prima. Als er driehonderd lopen, vreten ze elkaar op. In de Eempolder werkt dat precies hetzelfde: zijn er te veel vossen, dan vreten ze alles op. Jagers zijn nu ook beheerders, alleen op een andere manier dan Jan dat doet. Hij beschermt de vogel, ik bestrijd de predator. Maar ons doel is hetzelfde: behouden wat hier is, in al zijn rijkdom.”
(Dit artikel verscheen in Buit #2 2018)