Abderrahim Bouna

Op het ritme van de bijen

Diep verborgen in Zevenkamp, aan de rand van de Zevenhuizer Plas en in de achtertuin van cultureel centrum Orion, neuriet Abderrahim Bouna zachtjes en enigszins afwezig een deuntje. Het stukje land tussen met kroos bedekte slootjes is vorig jaar in gebruik genomen als pluktuin. Hij wijst de kinderen een monstrueuze courgette, waarna hij ze op frambozenjacht stuurt. Links en rechts raapt hij wat takken en losse bladeren op tot de vier kleintjes enthousiast aan komen rennen: “We hebben ze gevonden! Denken we…” De twijfel wordt duidelijk als we bij de struik staan. Dit zijn witte frambozen, niet de vertrouwde roze, maar toch zijn ze rijp en volzoet van smaak. (foto: Marieke Odekerken)

Een mondvol van de frisse vruchtjes later, staat Abderrahim met de kinderen bij een aftandse pipowagen. Hij reikt door het open raam naar een pot graankorrels voor zijn kippen en draait het deksel open. Gehurkt laat hij de kindjes een grote hand pakken: “Pas op, want de snavels kunnen scherp aanvoelen. ”

Abderrahim is de stadsimker van Rotterdam – een koosnaam die klanten hem gaven – maar als je hem zo bezig ziet, zou hij het ook goed doen als organisator van biologisch verantwoorde kinderfeestjes. Hij tilt de kindjes een voor een de bontgeschilderde pipowagen in en leidt ze naar een oude keukenkast waarin drie kippen stoïcijns zitten te broeden. “Kijk, zo”, doet hij voor en schuift zijn hand onder een kip. De ogen van de kinderen worden groter en groter als hij een ovaal, wittig ei onder het verward morrende beest vandaan tovert. “Nu jullie.”

Leuke hobby

In 1981 zag hij het levenslicht op het Noordereiland, een jaar later verhuisde het gezin Bouna naar de wijk Feijenoord waar de kleine Ab opgroeide. Zijn liefde voor bijen ontstaat per toeval als zijn vader in 1994 met de vut gaat. “We liepen over de Beijerlandselaan tijdens een braderie. Zo’n oeroude met paalklimmen en koekhappen. Bij een kraampje van de lokale imkervereniging raakte mijn vader aan de praat en voor hij het zelf wist, zat hij op een cursus.” Dat leek de oude Bouna wel een leuke hobby, maar zoals Ab zegt: “Zijn Nederlands is fabrieksproof. Hij was eerste generatie gastarbeider en kwam uit de bergen waar hij tot zijn zestiende een kudde van wel 300 schapen en geiten had gehoed. Alles uit de cursusboekjes vroeg hij aan mijn broer en mij. Hij heeft vijf cursussen gevolgd en aan het eind wisten wij net zoveel over bijen houden en honing maken als hij.”

Eenmaal getrouwd, verhuist Abderrahim naar Wijchen, de geboortegrond van zijn vrouw, waar hij aan de slag gaat als salesmedewerker verzekeringen bij ING. “Mijn vader dacht: dat is een mooi gebied om bijen te houden! En zo kreeg ik twee kasten in de achtertuin.” Hij ziet het als hobby, maar met alle cursussen die hij als secondant van zijn vader meegelopen had, weet Ab ook al snel honing te produceren.

‘Hij heeft vijf cursussen gedaan en aan het eind wisten wij net zoveel over bijen houden en honing maken als hij’

Switch

Aan het begin van de financiële crisis, merkt Ab dat hij zijn werk niet meer trekt. “Gezeik en gezeur bij onze klanten.” Er stonden veel banen op de tocht, dus hij trekt de stoute schoenen aan en breekt met zijn baas om van zijn hobby zijn werk te maken. In 2013 neemt hij nogmaals een radicaal besluit: zijn huwelijk loopt op de klippen en Abderrahim Bouna keert terug naar zijn geboortegrond aan de Nieuwe Maas. “Ik hoorde altijd dat Rotterdammers de natuur zo ver weg vinden. Ik dacht: met mijn honing kan ik de natuur weer een beetje bij de mensen brengen.”

Nou is de wereld van de imkerij niet bepaald een vechtmarkt. “Een beroep van oude mannetjes”, geeft Ab met een glimlach toe. “En heel star. Op elke tien imkers zijn er elf meningen.” Het boeit hem niet, hij bouwt zijn leven in alle rust opnieuw op: “Dingen moeten organisch gaan. Ik zie wel commerciële kansen, maar wil dat niet forceren. Toeval bestaat niet, dat geloof ik echt, dus ik wil vertrouwen op de toevallige kansen die langskomen. Daar komt bij dat honing een natuurproduct is dat tijd nodig heeft. Ik kan niet 100 kasten in de stad zetten en er een grote machinerie van maken. En ik wil dat mijn merk goed en eerlijk is.”

De koningin

Ab sluit de doos met zelf geraapte eitjes en rijkt de kindjes een soort mummiekostuums aan. Veel te groot voor de kleine kinderlijfjes, schuifelen vier bijenpakken op voetjes samen met de imker op zijn kasten af. “In de kleinste kast zitten 20.000 bijen. Elke kast heeft een eigen koningin.” De zenuwen nemen zichtbaar toe bij de kleintjes maar ze blijven fier staan. Hun monden vallen open als de stadsimker een raat tevoorschijn wrikt. Eerst spuit hij wat lavendelgeurig rook de kast in, daarna benevelt hij de bijen met water. “Voor de kinderen gebruik ik de rook, dat kalmeert de dieren. Zelf gebruik ik liever water. Minder belastend voor de bijen.” Hij wijst op de vakjes met larven en de delen van de raat die vol honing zitten.

In het gekrioel van de derde raat die hij pakt, is het raak. Een bijna twee keer zo groot exemplaar met een blauwe stip op de rug. “De koningin”, spreekt hij vol ontzag. Van de spanning vraagt iemand of bijen ook van vlees houden. “Dat niet”, antwoordt Abderrahim met een brede grijns op zijn gezicht. “Maar je zou wel bijenburgers kunnen maken!” Zijn bulderende lach zorgt voor ontspanning bij de kinderen, waarna de imker de bijen weer hun rust gunt, de kast afsluit en zijn spullen inpakt.

Targets en winstmarges

Ab leunt tegen een kast aan en pakt voor de gezelligheid een van zijn kippen op. Het dier komt wat nukkig naast hem staan en wipt op en neer met haar kop. “Ik heb 80.000 ideeën tegelijk en nooit tijd om ze uit te voeren”, lacht hij. “Dus gaan de dingen zoals ze gaan. Voor mij geen corporate denken met targets, doelen en beoogde winstmarges meer. Die wereld heb ik achter me gelaten.

Ik wil een goed product en tevreden klanten. Dat is mijn core business. Mijn schat is de kennis die ik heb over honing. Daarmee kan ik ook een lijn als SMEER’M neerzetten waarin ik samen met Sasker Scheerder vijf soorten honing heb ontwikkeld met opmerkelijke smaken: van honing met gegrilde rode biet tot honing met chai kruiden. Ik houd van dat experimenteren. Honing op zich is knettersaai. Je doet het in je melk of je yoghurt, maar dan heb je het wel gehad. Ik wil zoeken naar die gekke en onverwachte toepassingen.”

‘Honing op zich is knettersaai. Je doet het in je melk of je yoghurt, maar dan heb je het wel gehad. Ik wil zoeken naar die gekke en onverwachte toepassingen’

Complex

Genoeg afzetmarkt in de regio Rotterdam. “Hier consumeren we 50.000 kilo honing per jaar rechtstreeks van de imker. Dat zijn 2.000 kasten. Met een handjevol imkers in de stad kan ik dus nog wel even groeien.” Het bereik van zijn stadshoning neemt hand over hand toe. Toch valt er een wereld te winnen: “Ik bereik nu de idealisten, zij die mijn honing kopen omdat ze geloven in lokale producten tegen een eerlijke prijs, en een groot deel van de early adaptors, de yuppen en bakfietsmoeders die meedoen omdat het ze een goed imago oplevert. Dan komt de grote middengroep, daar zitten ik en al die andere producenten van lokale, eerlijke producten nu net voor. Als zij eenmaal meedoen, bereiken we een domino-effect en kunnen we maatschappelijke verandering in ons consumptiepatroon bereiken. Hoe mooi zou dat zijn?”

De mummiepakken gaan weer uit en de kinderen rennen bevrijd en vol adrenaline de pluktuin weer in. Als laatste experiment laat Abderrahim ze de eetbare bloemen van de Oostindische kers proeven. “Smaakt naar radijs”, vertelt hij erbij. En hoewel de kinderen natuurlijk zelf ook hadden kunnen bedenken dat ze niet van radijs houden, verdwijnen de bloemetjes toch in de kindermondjes. Om er onder luide protesten snel weer uit te komen. “Voor mij is geen dag hetzelfde”, glimlacht de stadsimker. “Ik kan buiten de spits reizen, kom overal in het land en ik ben overal een welkome gast. Daar komt bij dat mijn beroep, dat nog maar weinig uitgeoefend wordt, tegenwoordig net zo bijzonder is als astronaut. Ik ben echt een heel gelukkig mens.”

Zijn privéles zit erop. Hij kijkt tevreden naar de kindjes maar lijkt stiekem toch ook wel weer uit te kijken naar de eindeloze rust en stilte van deze werkplek. Die rust verklaart hij heel eenvoudig. “Met bijen kun je niet samenwerken. Je moet meegaan in het ritme van de kolonie. Zij bepalen het ritme en jij danst mee. Imkers die bijen proberen aan te passen aan hun agenda’s zijn heel inefficiënt. De bij bepaalt. Door die instelling werk ik veel minder met de bijen dan andere imkers, maar ik haal er veel meer voldoening uit. Daar ben ik van overtuigd.”

(publicatie: gers! #16 – 2017)