Leo Blokhuis

Een liedje heeft een ziel die je niet uit kunt leggen

Leo Blokhuis wordt nogal eens aangekondigd als de popprofessor. Maar die term heeft hij liever niet. Omdat hij technisch gezien geen professor is én niet wil worden. “Ik ben een verhalenverteller en ik verzamel verhalen om het hele veld van muziek te overzien en verbanden te leggen.” Een van die verbanden is de link tussen traditionele muziek en iemands geboortegrond. (foto Marieke Odekerken)

Hij gaat zitten aan een lange tafel in zijn studio, de handen gevouwen om een dampende kop koffie. Achter hem een lange rij kasten, tegen de muur aan en haaks erop. Bomvol cd’s en muziekboeken, volgeplakt met concertposters en foto’s van muzikanten. Ergens daartussen een bureau waarop een aantal beeldschermen staat. Leo veert tijdens het gesprek een paar keer op om zijn woorden kracht bij te zetten met geluidsfragmenten die hij vlug klikkend uit zijn computer tovert. En goed, hij is geen professor dus, maar hij heeft wel een gulzige, maniakale honger naar alles wat met muziek te maken heeft. Waar die vandaan komt, weet hij wel en daarvoor gaat hij ver terug in de tijd.

Matthäus-Passion

“Muziek is het medium waar ik me heel graag door laat raken, waar ik nieuwsgierig van word en wat mij op vele manieren prikkelt en steunt. Mijn gulzigheid naar popmuziek komt, omdat ik er niet mee ben opgegroeid. Het is een terrein dat ik heb moeten bevechten. Mijn vader was predikant en mijn moeder was de gedelegeerd opvoeder. Haar grote angst was altijd dat wij het werk van mijn vader lastiger zouden maken. Als een predikant zijn gezin niet in de hand heeft, ondermijnt dat zijn gezag in de kerkelijke gemeente. We hebben het over het dorp Wezep in de vroege jaren 70. Daar konden wij niet voor galg en rad opgroeien. En dus groeiden we op onder een glazen stolp waarin geen plaats was voor zoiets banaals als popmuziek.”

Er was natuurlijk wel muziek in huize Blokhuis, maar dat waren niet The Beatles, David Bowie of Pink Floyd. “Mijn eerste popmuziek was de Matthäus-Passion.” Hij schiet in de lach: “Toen we in 1973 naar Schiedam verhuisden kon er ineens van alles wat daarvoor ondenkbaar was. Zoals een televisie. Die hadden we nooit gehad, maar in Schiedam stond hij er binnen de kortste keren. De sfeer in Schiedam was, ook in kerkelijke kringen, veel losser dan in Wezep en die sfeer paste mij vele malen beter. En in die sfeer was er ook ineens ruimte voor andere muziek dan klassiek en koorzang. Onder invloed van mijn oudere broer en zijn nieuwe vrienden, en de nieuwe vriendjes die ikzelf maakte, is mijn liefde voor popmuziek ontstaan.”

Getroffen

Er was een radio in huis en er stond een draaitafel, maar die werden niet veel gebruikt. Op de radio luisterden ze naar De Toestand in de Wereld met GBJ Hilterman. Er waren best veel Blokhuiskindjes dus moeder had verder al genoeg lawaai aan haar hoofd. “Maar mijn moeder was ook cultuurschuw. Ze was niet alleen tegen muziek, ook film en literatuur waren verdacht. Van theater wist ik amper dat het bestond. Ze vermeed alles. We hadden in huis één doos staan met daarin drie lp’s. Daarop stond dus die Matthäus-Passion. Op een gegeven moment had ik door dat je zo’n lp schuin kon houden en dan zag je de groeven. Waar de groeven dichter op elkaar stonden, was de muziek intenser. Daar zaten de koralen en die vond ik prachtig. Als het rustig was in huis, zette ik die stukken aan. Dat zijn mijn vroegste herinneringen aan muziek.”

En als hij dan eenmaal een keer popmuziek hoort, wordt Leo getroffen. Alsof die muziek speciaal voor hém gemaakt is. “Ik vond harmonie en energie in muziek. Ik hoorde over mooie meisjes in pakkende liedjes die in drieënhalve muziek uit en thuis waren. Het was veel makkelijker te behappen dan Bach voor iemand die de puberteit in gaat. Grappig genoeg raakte ik eind jaren 70 via groepen als Barclay James Harvest, Electric Light Orchestra en Alan Parsons Project vervolgens in de ban van groepen als Genesis en Pink Floyd. Die complexere rock kon ik heel goed aan, want daar kwam ik een beetje vandaan met de zware stukken van Bach.”

Niet echt werk

Hij heeft het altijd lastig gevonden dat zijn ouders er niks mee hadden: “Ik heb met die klaphoezen op schoot liedteksten zitten vertalen voor mijn moeder. Om haar te tonen dat dit echt héél erg mooi was. Zeker in de progrock zaten vaak verwijzingen of bewerkingen van klassieke stukken, maar dat landde niet en ze verwierp het. Dat kwam ook wel door een obscure uitgeverij die in die tijd allemaal boekjes uitbracht waarin alles afgeschreven werd als verdacht en occult. Over popmuziek schreven ze dat de afwijkende ritmes van de Afrikaanse muziek die erin verwerkt zat, gebruikt werd om boze geesten uit te drijven. En daarom zat er een duistere kant aan die hele pop. Dan kun je zeggen: popmuziek was dus een verboden vrucht die mij aantrok, maar ik vond het vooral lastig. Ik had liever dat mijn ouders begrepen waarom ik het mooi vond in plaats van dat ze het afwezen.

Doordat mijn ouders me niet begrepen, trok ik me terug. Niet uit rebellie, maar omdat ik het niet met ze kon delen. Dat ik vervolgens journalistiek ging studeren en ook nog eens over die vermaledijde popmuziek ging schrijven, was niet iets wat ze trots vertelden op feestjes. En dat ik mijn eerste huis kocht, was een schok; ze begrepen werkelijk niet dat ik geld verdiende met dat geschrijf. Maar goed, het idee dat journalisten en zangers niet werken, maar een hobby of zo bedrijven, is iets dat bij veel mensen heel diep zit. Ik heb een paar keer Gianmaria Testa gesproken, een zeer door mij geliefde Italiaanse zanger. Een Marxist ook. Hij zei over zichzelf: ‘Ik werk niet; dit is geen werk zoals Marx het bedoeld heeft.’ Hij was begonnen als spoorchef. Dat was zijn wérk. En hij was ermee gestopt omdat hij succesvol werd als zanger. Daar verdiende hij zijn brood mee. Toch had hij de stellige overtuiging dat hij, nadat hij gestopt was bij de spoorwegen, niet meer echt werkte.”

Als de regen

Emoties, ervaringen, verlangens. Het zijn onderwerpen die Leo aanstipt als hij het verhaal vertelt over hoe hijzelf in aanraking kwam met muziek en wat het met hem deed. Al die gevoelens zijn onderdeel van de universele taal van muziek. Hij bladert op zijn computer door honderden muziekfiles, zet een zacht gebromd nummer op, ondersteund door enkele eenvoudige noten op gitaar en het schurende geluid van drum brushes. “Como di pioggia, als de regen, van Gianmaria Testa, Als het aan mij ligt, wordt dit op mijn begrafenis gedraaid. Hij zingt: eens zul je zijn als de regen die in mijn gezicht spat / eens zul je zijn als het maanlicht dat licht verspreid in een donkere winternacht. Ik vroeg hem wat hij daarmee bedoelde. En hij antwoordde: ‘Soms voorvoel je iets voordat je het meemaakt. Zoals met de liefde: er is nog niks maar je voelt een soort aanloop daar naartoe.’ En ik zei: ‘Voor mij gaat het over iemand die er niet meer is.’ ‘Ja, dat is heel intelligent. Dat kan ook’, antwoordde hij. Vervolgens legde hij uit dat een liedje niet alleen betekenis heeft, het heeft ook een ziel die je niet uit kunt leggen.’ Dat vind ik zó’n mooie gedachte. Wij praten in woorden en ideeën en staan veel te weinig stil bij wat we voelen. En muziek is dat allemaal tegelijk. De klank van muziek, de productie, de tijd waarop je ernaar luistert, het is allemaal net zo belangrijk als de letterlijke woorden die gezongen worden. Dát vind ik het eindeloos fascinerende van muziek. Dát is het universele ervan. Neem Como di pioggia. Ik ken amper Italiaans en toch raakt het me ten diepste.”

Muziek gaat voorbij de ratio, het gaat de taal te boven. En wat de een raakt, daar heeft de ander niks mee. “Ik weet nog in mijn puberteit. Het meest romantische wat je kon doen, was een cassettebandje voor iemand opnemen. Daar legde je je ziel en zaligheid in. Had diegene vervolgens niks met wat jij op dat bandje gezet had, begon er dan ook maar niet aan. Dan was je niet voor elkaar bestemd. Dát is muziek; daar ligt je hele wezen in.”

Verbinding

Er is volgens Leo heel weinig te zeggen over de kwaliteit van muziek. Je kunt horen dat iets strak gespeeld is, dat de zanger een fantastische stem heeft. “Maar ik heb nooit zo’n brok in de keel gehad als bij een stelletje amateurs dat slecht timede, er continu naast zat en zo vals als een kraai zong. Maar ja, dat was de eindmusical van mijn zoontje op de basisschool. Objectief kun je stellen dat het een zooitje was, maar in mijn context was het iets bijzonder fraais. Die context en het verhaal achter de muziek en de uitvoering zijn zo verschrikkelijk belangrijk voor de beleving. Raakt de muziek jouw leven? Dáár gaat het om.”

En dat vind je ook in folkmuziek, in de traditionals die overal ter wereld gespeeld worden en diepere emoties oproepen. Het gaat om connectie, om verzet, om heimwee, om geschiedenis. “Het gaat om verbinding. Wij houden van Oranje op de tribunes tijdens een voetbalwedstrijd. Met elkaar zingen en één zijn met een groep mensen. En weet je? Dat is feitelijk wat je in een kerk doet: met elkaar zingen en daardoor verbroederen. Het heeft iets verheffends. Of het nou op die tribune is met een pot bier in je hand, of in de kerkbanken onder leiding van een koor. Er is dan één energie. En de oude folk heeft ook die functie: het verbinden en je afzetten tegen iets. Folk is gestoeld op gevoel.

Grappig genoeg, denken we in Nederland dat wij geen folk hebben. Maar als je het breder bekijkt, is veel als folk te bestempelen. Brabant van Guus Meeuwis dat gespeeld wordt door een Friese band in een après-skihut in Zwitserland? Ie-de-reen haakt in en zingt uit volle borst mee. Dáár gaat het om bij folk.

En natuurlijk is dat anders dan Ierse traditionals die al eeuwen gezongen worden in de pubs. Wij zijn onachtzaam geweest met onze volksliederen want wij zijn een ontzettend adaptief land. Meer dan liederen is tolerantie bij ons van oudsher het verbindende middel. De Protestanten en Katholieken die harmonieus samenleven in één land komt door onze tolerantie, niet door onze volksliederen. Meer dan vanuit identiteit, waar het in folk om gaat, werken wij vanuit harmonie en tolerantie. Maar goed, we hebben onze oude klassiekers wel vervangen door de modernere volksliederen zoals van Guus Meeuwis.”

Diepste herinnering

De kracht van folkliedjes zit in het gemak ervan, stelt Leo. “Eenvoudige akkoordenschema’s, geen al te ingewikkelde teksten en een hoog wij-gevoel. Of je nou whiskey drinkt met elkaar of op een koude berghelling probeert te overleven met elkaar. Het gaat erom dat je één bent. En dat op een makkelijk te onthouden ritme.

David Byrne van de Talking Heads heeft het boek How music works geschreven. Een van de dingen die hij schrijft, is dat er verband is tussen de plek waar muziek gemaakt wordt en wát er gemusiceerd wordt. In een oude kerk zing je Gregoriaans: lange noten met een eenvoudige harmonie, omdat er een lange galm in een kerk zit. En theaters als bonbonnières zijn zeer geschikt voor Barokke muziek. In Afrika wordt er buiten gecommuniceerd met drumgeluiden. Daardoor zijn ritmes daar veel verder doorontwikkeld dan waar ook in de wereld.”

En dat zorgt er dus óók voor dat die traditionele muziek zo’n sterk gevoel van heimwee naar iemands geboortegrond oproept. Die muziek is vrij letterlijk gemaakt voor die ene plek en het roept dus ook je diepste herinneringen naar die plek op. Dat is de melancholie van traditionele muziek en die is voor iedereen anders.”

Oerknal

De herinnering die verbonden is met traditionele muziek heeft ook tot allerlei kruisbestuivingen in de hedendaagse muziek geleid. En die kruisbestuiving maakt muziek grenzeloos. Natuurlijk zijn er nog altijd genres en stromingen, maar dit is de tijd van de zoektocht naar al wat anders en dus interessant is. Van Paul Simons baanbrekende album Graceland naar de funky metal van Living Colour; alles kan door elkaar lopen en elkaar versterken. Dat levert soms ook hilarische dingen op, zoals het populaire Instagram-account Songsthatshouldnotwork, waar je zomaar kunt stuiten op een mash-up van The Bee Gees en AC/DC of van Grease en Snoop Dogg. En hoewel dit grappig bedoeld is, laat het óók zien dat we in de muziek het hokjesdenken achter ons moeten laten.

Want elke kruisbestuiving levert mooie nieuwe dingen op. En oude volksliedjes vormen zo vaak een voedingsbodem, basis of aanvulling op de hedendaagse muziek. Leo: “Een deel van de popmuziek komt voort uit volksliedjes. Rock & roll, jazz, blues. Het zijn voorbeelden van stromingen die hun basis hebben in een mix van oudere muzikale gebruiken. Ze zijn ontstaan in Amerika, voortgekomen uit de ontmoeting van Europese en Afrikaanse mensen die hun eigen volksmuziek meenamen naar dit voor hen nieuwe continent.”

Leo vervolgt: “Als je een dikke viltstift pakt, dan komen de arrangementen en melodieën uit Europa en de improvisatie en ritmiek uit Afrika. De spannende ritmes met een backbeat vinden hun oorsprong in de Afrikaanse gebruiken van drums om te communiceren. En dat levert bijvoorbeeld aan het begin van de twintigste eeuw de swing op en later, rond 1950, rock & roll. Oude stromingen ontmoeten elkaar en leiden tot nieuwe en in alle stijlen waar we nog steeds op voortborduren in hedendaagse muziek zie je die oorsprong terug. Soms ligt het accent meer op het ene continent en soms meer op het andere, maar in de eerste keer dat die verschillende achtergronden elkaar troffen op de plantages in Amerika zie ik de oerknal van de hedendaagse popmuziek.”

Creatieve ontmoeting

En net als met de ontwikkeling van het heelal na de big bang blijft ook de wereld van muziek zich nog altijd verder ontwikkelen. De grap is, volgens Leo, dat de moderne sociale media daar niet eens iets mee te maken hebben. Ook al ligt die suggestie voor de hand, want we kunnen nu toch iedereen over de hele wereld real time bereiken? “Maar Graceland is niet ontstaan door internet; internet was er nog niet. Het kon ontstaan door de interesse van Paul Simon in Afrikaanse muziek en zijn zoektocht naar de beste muzikanten in Zuid-Afrika die hij daardoor op touw zette. En Ry Cooder heeft de leden van de Buena Vista Social Club niet via LinkedIn gezocht; hij is naar Cuba afgereisd omdat hij zelf sterk gefascineerd was door de Cubaanse muziek en daar is die kruisbestuiving ontstaan. Harry Belafonte heeft in New York zijn eigen geschiedenis gebruikt bij de ontwikkeling van zijn calipsomuziek, die hij met westerse muzikanten opnam.”

Muzikanten gaan, met andere woorden, op reis om bijzondere dingen tot stand te brengen. Het is nog altijd de fysieke ontmoeting van creatieve geesten die zorgt voor bijzondere nieuwe dingen, die zorgt dat de oude traditionele muziek nog altijd zijn enorme invloed op de hedendaagse popmuziek uit kan oefenen. “Internet is wel een makkelijkere manier om alles te distribueren, maar feitelijk werkt dat pas goed sinds op zijn vroegst 1995 à 2000. De muzikale kruisbestuiving bestaat al veel langer. Kijk naar een stad als Liverpool in de jaren 50 en 60. Dat daar zoveel moois ontstond, was omdat dit een zeer belangrijke havenstad was waar matrozen hun eigen muziek ‘aan land’ brachten. Daarmee zijn de lokale muzikanten vervolgens aan de haal gegaan. Zó is muziek altijd ontstaan: door mensen samen te brengen.

En als mensen en culturen elkaar ontmoeten, gaat het niet om het technocratisch samenbrengen van muzikale invloeden, maar om de mensen zelf die nieuwe inspiratie vinden en daarvan leren. Zo heeft Ravi Shankar met zijn Indiase muziek bands als The Beatles enorm beïnvloed. Zodanig dat zij naar India afreisden om zich daar verder te verdiepen in de muziek, maar ook in de cultuur en religie. Dat is waar het om gaat: ontmoeting.”

Nodig

En zo blijft er altijd ruimte voor traditionals, is Leo stellig overtuigd. Want het is de basis, de oorsprong van de muziek die we nu kennen en die nu populair is. “Je hebt die geschiedenis nodig. Neem Picasso, die prachtige figuratieve werken heeft gemaakt. Je kunt zeggen, dat je nichtje van drie die kladders ook kan maken. Maar Picasso kon zo schilderen, omdat hij de geschiedenis van de schilderkunst in zich opgenomen had. Je moet het idioom kennen en doorgronden. Pas daarna kun je je eigenwijze keuzes maken. In de muziek zijn de traditionals dat idioom. En dat is wat je terugbrengt naar de plek waar je van ontheemd bent.”

Hij glimlacht: “Daarom werkt Brabant in die Zwitserse après-skihut zo sterk. Er is weinig zo intensief in je hoofd als muziek luisteren; het triggert je gehoorschors, je cortex waar beelden opgeroepen worden, je korte- en langetermijngeheugen, je taalgebied, motoriek, herinneringen, je reptielenbrein voor ritme en het maakt het geluksstofje endorfine aan. En dan liggen al die gebieden ook nog eens ver uit elkaar in je kop, waardoor je lange verbindingen in je hersenen stimuleert. Muziek is een van de meest intensieve ervaringen die je kunt meemaken.”

Dat gezegd hebbende, staat Leo op en loopt naar zijn computer. Hij scrollt naar de P van Pink Floyd. “Er is een versie van hun nummer Brain Damage waarop gitarist David Gilmour extra riffs speelt. Heel subtiel en onbegrijpelijk dat ze de uiteindelijke plaat niet gehaald hebben. Door die kleine extraatjes is het nummer ineens heel anders dan je gewend bent en klopt niet meer met wat je je herinnert. En dat roept verwarring op, omdat wat je hoort anders is dan wat je je herinnert. Dan botst muziek met jouw diepste herinnering. Luister maar.” Hij klikt op play en loopt door naar de keuken om nog een kop koffie te pakken. Leo zou nog uren door kunnen praten.

(verschenen in het Groot Rotterdams Songbook, 2025)