Ove Kindvall

‘Happel zei: blijf voorin, jij gaat doelpunten maken’

 

Bengt Ove Kindvall verlaat in november 1966 zijn vertrouwde vaderland Zweden om in Rotterdam te gaan voetballen. In de vijf jaar dat hij voor de stadionclub uitkomt, groeit hij uit tot welhaast mythische proporties. Nog altijd worden er in Rotterdam kinderen geboren die liefkozend Ove worden genoemd. “Als ik in de richting van Vak G speelde, voelde ik mezelf groter worden, gedragen door het gezang van mijn fans: ‘Ove Kindvall – ayay ayayayay’. “Ik voelde hun steun, zij gaven mijn goals nog meer lading.”

Ove Kindvall juicht nadat hij gescoord heeft in de Kuip ©Roel Dijkstra – Vlaardingen / Foto Peter Molkenboer

Het is 1950 als de dan zevenjarige Ove Kindvall zich aanmeldt bij lokale voetbalclub IFK Norrköping. Hij begint in het kleinste jeugdteam van de vereniging en klimt op tot het eerste elftal. Het bescheiden handels- en zeevaartstadje Norrköping, een goede tweehonderd kilometer ten zuiden van hoofdstad Stockholm, zou redelijk anoniem zijn gebleven als het niet speelstad bij de Wereldkampioenschappen voetbal in 1958 zou worden. Brazilië met de dan zeventienjarige Edson Arantes do Nascimento, beter bekend onder zijn bijnaam Pelé, ging met de wereldbeker naar huis. Door het centrum stroomt een rivier met de zangerige naam Motala Ström.
Zo klein als het plaatsje is, zo klein is de vereniging waar Kindvall voor het eerst een balletje trapt: “In Zweden was het voetbal in die tijd nog weinig professioneel. Ik had dus eerst ook helemaal geen idee dat ik profvoetballer zou kunnen worden”, vertelt de bescheiden man die vele jaren later en duizenden kilometers verderop onsterfelijk zou worden. “Ik wilde gewoon voetballen met mijn vrienden.” Maar de jongeling valt op om zijn behendigheid en zijn oog voor de goal.
IFK Norrköping is misschien geen grote club, maar wel een grote naam in de Zweedse competitie. De ploeg werd meerdere malen landskampioen en is zelfs een van de meest succesvolle ploegen in het land. De behendige Kindvall valt dan ook al snel op en wordt geselecteerd voor de nationale ploeg. “Ik kreeg toen voor het eerst het gevoel dat ik prof zou kunnen worden”, straalt hij. “Eenmaal in het nationale elftal, kwam er ook belangstelling uit het buitenland. Er kwamen Duitse clubs en zelfs een club uit Griekenland kwam kijken.” Maar hij kiest voor Nederland, voor Feyenoord. “Nederland leek me als land vergelijkbaar met Zweden en dat leek me wel goed voor mij en mijn vrouw. En in die tijd was Feyenoord een topclub. Daar werd goed gevoetbald. Dat wilde ik.”

Overstappen naar het buitenland was in die tijd nogal een dingetje. “Er waren wel al een paar Zweden naar het buitenland vertrokken, maar het waren er niet veel”, weet Kindvall, die zelf pas de tweede buitenlander ooit binnen de gelederen van de Rotterdammers zou zijn. “In het begin vond ik het erg moeilijk. Ik moest wennen aan een nieuw land en andere gewoonten. Ook in het voetbal moest ik wennen. Feyenoord was een ijzersterke ploeg, heel anders dan ik gewend was. Bij Norrköping was het voetballen amateuristischer, we speelden lang zo goed niet. Bij Feyenoord ging ik totaalvoetbal spelen. Als ik het vergelijk dan was het amateurs versus profs.
En het team speelde heel erg goed samen. Er stond een sterke keeper en een goede verdediging, de voorhoede was ijzersterk. Ik vond het heel mooi om te zien en in mee te mogen doen maar ik was het totaal niet gewend. Het duurde echt een paar maanden voordat ik me weer op mijn gemak voelde en ik weer ging scoren. In Zweden was ik topscorer geweest en in Nederland werd ik dat uiteindelijk ook weer. Dat voelde wel goed, ja. Ik was de eerste buitenlander die topscorer werd van de Nederlandse competitie.”
Om te kunnen wennen, heeft Kindvall heel veel aan Harry Bild, zijn oude maatje in het team van IFK Norrköping. Samen werden ze De Zweedse Tandem genoemd. “Ik kende Harry al van jongs af aan. Wij hebben nog even samen gespeeld bij IFK. Hij is twee jaar voor mij naar het buitenland gegaan. In Zwitserland ging hij spelen bij FC Zürich, maar dat ging niet zo goed. Hij zat vaak op de bank. En dat was natuurlijk niet leuk.”
Feyenoord neemt de Zweed eind 1965 over van de Zwitsers, waarmee Bild de eerste buitenlander in Rotterdamse dienst wordt. “Hij vertelde veel over het team en de medespelers. Via hem leerde ik de jongens kennen. Ik vond ze echt hartstikke goed. Het was heerlijk om met ze op het veld te staan. Ik leerde heel veel. Ik hou van doelpunten maken en die rol kreeg ik ook in het team. Mijn medespelers gaven me hoge voorzetten, ballen laag over de grond en altijd precies goed. We waren heel hecht als team. Ik kreeg de kans goed te worden door de andere spelers. Door hen maakte ik veel doelpunten en kon ik zo’n goede spits worden.”
Een jaar na de komst van Kindvall, gaat Bild terug naar Zweden. “Ik was verrast dat hij wegging”, zegt Kindvall “Ik had hem liever in het team behouden. Voor mij was hij heel belangrijk. Als vriend en mijn goede steun, maar ook als speler in het offensief.” Wie echter de clubgeschiedenis induikt, vindt een platte maar logische verklaring voor Bilds vertrek. Feyenoord had twee keer de landstitel verspeeld en dat moest stoppen. Dus trok Feyenoord de Joegoslavische rechtsbuiten Paja Samardzic aan. In die tijd mocht je twee buitenlandse spelers in je elftal hebben. Kindvall was ruim vijf jaar jonger dan Bild, wiens contract ook nog eens afliep. De keuze was snel gemaakt.
Gelukkig had Kindvall zijn draai inmiddels gevonden en onder de vleugels van trainer Ernst Happel zou hij tot nog grotere hoogten gestuwd worden. “Happel zei me: ‘Je moet nicht soviel laufen als je doet. Jij moet in het strafschopgebied blijven. Daar doe jij je ding.’ Maar ik wilde meeverdedigen als we onder druk stonden. Ik was uit Zweden gewend dat je overal meehielp op het veld. Maar Happel zei: ‘Nein, dat is nicht jouw taak. Blijf voorin. Jij gaat doelpunten maken.’ Steeds als ik meehielp met verdedigen, riep Happel vanaf de kant: ‘Nien, nicht doen!’ Ik vond het gek dat ik niet hard zou werken, want zo voelde ik dat eerst. Maar na een paar wedstrijden begreep ik wat hij bedoelde. Ik hield meer vast aan mijn positie en ging nog meer doelpunten maken.”
Als Kindvall terugdenkt aan dat gouden team waarin ook hij een sleutelrol innam, dan raakt hij weer in vervoering. “We waren allemaal heel ander types. Willem van Hanegem en Theo Laseroms waren de praatjesmakers. Ik was heel kalm en rustig. En Coen Moulijn was de grote held van het publiek. Maar daardoor vulden we elkaar aan. Dat weet ik zeker. Samen gingen we goed, als één team. Ik vond het prachtig om met ze samen te spelen. En dan het publiek…”
Hij valt even stil en zegt dan bijna timide: “De Kuip is altijd mijn favoriete arena gebleven. Het gras was zo goed en het stadion zo groot. En dan al die mensen. Bijna 50.000 per wedstrijd, altijd bijna helemaal vol. De supporters maakten het helemaal geweldig. En ik werd gedragen door hun, ik had de steun van het publiek. Vooral vak G achter een van de goals. Het was heel speciaal om naar dat vak te spelen. Daar zaten de jongens die steeds zongen ‘Ove Kindval – ayay ayayayay’. En als ik dan scoorde voor hen, dat vergeet ik nooit. Het was echt speciaal om doelpunten te maken voor dat vak. Mijn beste supporters die zo dicht op je zitten als je scoort. En dan zingen en dansen. Dat gaf nog een extra lading aan mijn goals.”

‘Ik moest met mijn grote teen de bal over Williams heen zien te krijgen. In een fractie heb ik besloten dat te doen en het lukte nog ook’

De jonge Zweed kon uiteindelijk goed aarden in Nederland. “Ik kwam alleen, maar na een paar dagen kwam mijn vrouw ook over. Ik leidde een gezinsleven met haar en daar genoot ik van. Heel dicht bij elkaar en heel warm. Ik kreeg in Nederland mijn twee kinderen. Ook met Harry en zijn gezin trokken we veel op in het jaar dat hij nog hier woonde. Ik was thuis met de kinderen, hielp hen opvoeden en kon daarnaast voetballen. Een mooie tijd. Zeker omdat Nederland aan de top stond. Hier werd het beste voetbal gespeeld. Feyenoord won de Europacup en de Wereldbeker maar ook Ajax won twee keer de Europacup. Nederland was het hoogste dat je kon halen in die tijd en daar zat ik met mijn gezin.”
En als hij er dan toch over begint: Feyenoord was in die tijd de absolute top. Mede door hemzelf. Met als absolute hoogtepunt die goal tegen Celtic in de 117de minuut van de wedstrijd. “Drie minuten voor het einde van de verlenging, scoorde ik de belangrijkste goal die ik ooit gemaakt heb. Het beslissende doelpunt.” Even valt hij stil, zucht een tevreden zucht en vervolgt eufemistisch: “Ja, dat was wel iets bijzonders. Ik heb het vaak teruggezien op televisie maar ik weet nog precies hoe het ging. Ik kan het dromen. Rinus Israël neemt snel een vrije trap. En ik wist op het moment dat hij schoot: als hij goed komt, loopt ik die twee verdedigers los. Verdediger Tommy Gemmel maakte nog wel hands maar de scheidsrechter liet doorspelen. Toen kwam keeper Even Williams uit en probeerde de bal te pakken. Ik moest met mijn grote teen de bal over hem heen zien te krijgen. In een fractie heb ik besloten dat te doen en het lukte nog ook. De ontlading was gigantisch. Ik stak beide armen in de lucht en ik werd door het team opgetild. Het was een droom die uitkwam. Je kunt alleen maar dromen dat zoiets lukt. Fantastisch.”
Aan die finale, en aan de vele andere wedstrijden van Feyenoord die het tot het Nederlandse journaal zouden schoppen, hangt nog een grappige anekdote. “Nederlanders spreken mijn naam meestal niet goed uit”, lacht Kindvall. “Het is niet met een harde ‘K’, zoals jullie zeggen. Herman Kuiphof zei steeds ‘Tsjiendval’. Hij sprak me een keer aan en vroeg: ‘Zeg ik het goed?’ Ik zei: ‘Je zegt het uitstekend’, al was dat niet zo. Ook hij zei het verkeerd, maar ik vond het leuk dat hij het goed probeerde te doen. Ik vond het wel grappig toen de supporters hem vervolgens Tsjuiphof gingen noemen.” En het werd nog gekker: daags na de overwinning kwam magazine Voetbal International met de mooiste kop ooit. DE TSJUP IS IN DE TSJUIP.

Het seizoen na de winst van cup en Wereldbeker is het laatste van Kindvall in Rotterdam. Het verhaal doet de ronde dat hij de rauwe mentaliteit in het elftal niet meer trok, maar dat spreekt hij tegen: “Ik wilde terug naar Zweden. Mijn vrouw had hier last van haar longen, ze kon niet goed tegen de lucht in Nederland. Er zit veel water in de lucht en daardoor waren haar longen niet goed. Daarnaast wilde ik met mijn gezin terug naar mijn familie. Ik voetbalde fijn, maar had alles behaald was ik kon wensen en het was genoeg. Ik was opgegroeid met meer amateuristisch voetbal en Feyenoord was een enorm hectische omgeving. Het was zo overdonderend dat het na vijf jaar over was. De club en supporters wilden dat ik bleef, maar als ik eenmaal een beslissing heb genomen, dan houd ik me daar ook aan. Het was genoeg in Nederland. Maar één ding wist ik ook: in het buitenland is er voor mij niets anders dan Feyenoord. Dus ik wilde terug naar de rust van Zweden en terug naar IFK Norrköping.”
Hij speelt nog twee jaar voor de club uit zijn jeugd en gaat werken bij Volvo Sports. “Ik moest aan de toekomst denken, aan mijn gezin. Je kunt namelijk niet altijd blijven voetballen.” Als hij voor zijn werk naar Göteborg verhuist, komt hij ook nog twee jaar voor IFK Göteborg uit. “Daarna had ik wel genoeg gevoetbald. Het voetbal heeft me veel mooie dingen gebracht en Feyenoord was een heel bijzondere tijd en ervaring. Het heeft me als mens verrijkt. Het was mijn gouden tijd en ik ben met zelfvertrouwen teruggekeerd. Daar heb ik de rest van mijn leven en carrière profijt van gehad.”

Wie in het Maasgebouw naast de Kuip de roltrap naar boven neemt, komt oog in oog te staan met de legendarische Bengt Ove Kindvall. Twee levensgrote foto’s waarop hij geflankeerd wordt door ijzeren Rinus Israël. Op de ene foto tillen ze gebroederlijk de Europacup I de hoogte in en op de andere foto de Wereldbeker. Zijn naam wordt nog altijd met het diepste respect uitgesproken en er worden nog altijd kinderen geboren in Rotterdam die zíjn naam krijgen. Al is het bijna vijftig jaar geleden dat hij de groene zoden van de Kuip beroerde met zijn razendsnelle dribbelvoeten, Kindvall is en blijft de held van het volk.
Hij wordt er verlegen van dat hij nog steeds zo’n enorme impact heeft op een voetbalminnende stad, maar hij laat zich niet meer in met het voetbal zelf. “Ik volg het nog wel maar ik ben te oud om er nog iets van te vinden en het is te lang geleden dat ik zelf speelde. Natuurlijk denk ik dat spelers van nu nog wat kunnen leren van de mentaliteit van toen. Maar het gaat nu zoveel sneller. Ik zie spelers die veel beter zijn dan ik was. Het voetbal is mij voorbij ontwikkeld; dat vind ik eigenlijk nog het mooiste om te zien.”

Verschenen in het boek Een roodwit eerbetoon in zwartwit

[bronnen]
De clublegende die had kunnen zijn, www.feyenoordgeschiedenis.net
Koning Voetbal, Paul Onkenhout, uitgeverij Nieuw Amsterdam 2014